Inhoud
1. Inleiding
2. Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: In kaart brengen van signalen
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis
Stap 3: Gesprek met de cliënt
Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling
Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden
5a) Zelf hulp bieden of organiseren en effecten volgen
5b) Melden en bespreken met de cliënt
3. Verantwoordelijkheden
4. Belangrijke telefoonnummers en websites
Het bevoegd gezag van B.A.S. Zorg
Overwegende:
• dat B.A.S. Zorg verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn cliënten en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan cliënten die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling;
• dat van de zorgverleners die werkzaam zijn bij B.A.S. Zorg op basis van deze verantwoordelijkheid wordt verwacht dat zij in alle contacten met cliënten attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen;
• dat B.A.S. Zorg een meldcode heeft vastgesteld, zodat de zorgverleners die binnen B.A.S. Zorg werkzaam zijn, weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
• dat B.A.S. Zorg in deze code heeft vastgelegd op welke wijze zij de zorgverleners bij deze stappen ondersteunt;
• dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eer gerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking (meisjesbesnijdenis). Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten;
• dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eer gerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking;
MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING B.A.S. ZORG
• dat onder zorgverlener in deze code wordt verstaan: de zorgverlener die als B.A.S. Zorg werkzaam is en die in dit verband aan cliënten van B.A.S. Zorg thuiszorg, begeleiding of een andere wijze van ondersteuning biedt;
• dat onder cliënt in deze code wordt verstaan: een meerderjarige of minderjarige aan wie de zorgverlener zijn professionele diensten verleent, of diens minderjarige kind(eren) of kleinkind(eren);
In aanmerking nemende:
• de Algemene Verordening Gegevensverwerking;
• de Zorgverzekeringswet;
• de Wet Langdurige Zorg;
• de Wet maatschappelijke ondersteuning;
• de Jeugdwet;
• het privacyreglement van B.A.S. Zorg
• de Wet kwaliteit, klachten geschillen zorg en/of relevante wetgeving;
• de relevante kwaliteitsnorm.
stelt de volgende Meldcode Huiselijk
Geweld en Kindermishandeling vast:
1. Inleiding
De meldcode is een praktisch stappenplan, waarin in vijf stappen beschreven wordt hoe te handelen bij signalen. Een meldcode schept duidelijkheid over de te zetten stappen en kan daarmee zorgverleners ondersteunen. Ze kunnen nu ook iets doen met een ‘niet pluis gevoel’. Deze ondersteuning levert, zo mag worden verwacht, een bijdrage aan een effectieve aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld. Enkele kanttekeningen vooraf:
• De meldcode is slechts een onderdeel van de gehele aanpak. Geen enkele code of instrument kan alle geweld voorkomen. Uiteindelijk maakt niet de code, maar de beroepskracht het verschil.
• De meldcode moet gezien worden als een protocol, en mag niet verward worden met een meldplicht. Betrokken hulpverleners kunnen uiteindelijk zelf afwegen of ze zelf hulp gaat bieden of gaan melden.
• Als door de signalen een vermoeden ontstaat van een ernstig misdrijf is het verstandig om de te zetten stappen, al dan niet via Veilig Thuis, af te stemmen met de interventies van de politie. Gesprekken met slachtoffer en getuige kunnen het leveren van bewijs in de strafzaak namelijk belemmeren.
• Bij vermoedens van (dreigende) vrouwelijke genitale verminking of eer gerelateerd geweld zal doorgaans een beroep moeten worden gedaan op specifieke expertise.
• Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, meld de signalen dan bij de leidinggevende of de directie, conform de interne richtlijnen. In dat geval is dit stappenplan niet van toepassing.
• De cliënt kan het slachtoffer zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld, maar kan ook als vermoedelijk pleger of getuige bij de kindermishandeling of het huiselijk geweld betrokken zijn.
De stappen gaan in op het proces vanaf het moment dat er signalen zijn. Het signaleren zelf is onderdeel van de beroepshouding van zorgverleners en zo bezien dus geen stap in het stappenplan. De stappen die worden beschreven zijn in een bepaalde volgorde gerangschikt. Maar deze volgorde is niet dwingend. Waar het om gaat, is dat de zorgverlener op enig moment in het proces alle stappen heeft doorlopen, voordat hij besluit een melding te doen. Zo zal het soms voor de hand liggen om meteen met de cliënt in gesprek te gaan over bepaalde signalen. In andere gevallen zal de zorgverlener eerst overleg willen plegen met een collega en met Veilig Thuis. Ook zullen stappen soms twee of drie keer worden gezet.
2. Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: In kaart brengen van signalen
De zorgverlener heeft een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het vermoeden ontstaat omdat er bepaalde zaken opvallen, zoals gedragsveranderingen of uitspraken van een (relatie van) cliënt. Het is dan verstandig om te observeren en alle relevante gegevens vast te leggen in het dossier van de cliënt. De zorgverlener brengt zowel de signalen die het vermoeden bevestigen, als de signalen die het vermoeden ontkrachten in kaart. De zorgverlener legt ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen.
Als de zorgverlener zelf geen contact heeft met de kinderen, dan kan hij/zij toch signalen vastleggen over de situatie waarin deze kinderen zich mogelijkerwijs bevinden, als de toestand in het gezin daar aanleiding toe geeft.
Verplichte kind check
Vanuit de Meldcode Huiselijk geweld is het verplicht om de kind check in acht te nemen. De kind check is een controle of een volwassen persoon ( cliënt) verantwoordelijk is voor de zorg van een of meer minderjarige kinderen. Met als doel de veiligheid te waarborgen voor de minderjarige kinderen.
1. Heeft de cliënt ( volwassen persoon) een of meer minderjarige kinderen? Ja of nee. Bij ja ga door naar vraag 2
2. Is de cliënt verantwoordelijk voor de verzorging van een of meer minderjarigen of zijn zij woonachtig bij cliënt thuis? Ja of nee. Bij ja ga door naar vraag 3
3. Heeft de cliënt een ( medische) conditie of situatie die risicovol is voor eventueel aanwezige kinderen? Ja of nee. Bij ja ga door naar vraag 4
4. Zijn de kinderen veilig? Ja of nee. Bij nee ga door naar vraag 5 en neem contact op met de aandacht functionaris en vraag eventueel advies aan bij Veilig thuis of het Steunpunt huiselijk geweld
5. Worden ze goed verzorgd? Ja of nee. Bij nee bespreek situatie met de aandacht functionaris en bekijk samen met de eventuele leidinggevende welke vervolgstappen binnen de meldcode worden ingezet.
De zorgverlener beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Als er ook hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, moet uitdrukkelijk vermeld worden dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De zorgverlener maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De zorgverlener vermeldt de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd.
De zorgverlener verzamelt alle signalen waardoor hij/zij duidelijker krijgt of er zorgen zijn en welke zorgen dit zijn.
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis
De zorgverlener overlegt altijd met een deskundige collega alvorens hij/zij verder handelt. Hij/zij vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. Consultatie is mogelijk met de volgende collega’s: een collega uit dezelfde functiegroep, de leidinggevende of de aandacht functionaris. Tevens kan gebruik worden gemaakt van samenwerking met de buitenbegeleider(s). Soms is het mogelijk de cliënt te bespreken in een multidisciplinair overleg (MDO). Welke mogelijkheden er qua consultatie zijn, is afhankelijk van de expertise en functies binnen de locatie en de gemeente.
Bij iedere stap van de meldcode geldt dat er altijd contact op kan worden genomen met Veilig Thuis. Hier is veel kennis aanwezig over mogelijke signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij het vragen van advies zet Veilig Thuis zelf geen stappen in de richting van de cliënt of die van anderen. Het advies is dus uitsluitend gericht tot de adviesvrager. Adviesgesprekken vinden plaats op basis van anonieme cliëntgegevens. Voor een adviesgesprek behoeft de zorgverlener zijn/haar beroepsgeheim dus niet te verbreken. (nb. bij een melding moeten cliëntgegevens worden verstrekt omdat Veilig Thuis anders geen acties in gang kan zetten naar aanleiding van de melding. Dit komt aan de orde bij stap 5).
Om een cliënt ‘open’ (niet anoniem) te bespreken met externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de cliënt vereist. Deze toestemming is binnen B.A.S. Zorg vastgelegd op een getekend toestemmingsformulier. Het verdient de voorkeur om in dit stadium de cliënt al te betrekken, des te groter de kans dat hij/zij gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden. Meer informatie over privacy/ beroepsgeheim is te vinden in bijlage 2.
Noodsituaties
Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld, dat het kind of een gezinslid daartegen onmiddellijk moet worden beschermd, dient de zorgverlener zijn (waarnemend) leidinggevende te consultrenen, zodat deze meteen advies kan vragen aan Veilig Thuis. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kan in hetzelfde gesprek een melding worden gedaan zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet. In noodsituaties kan de zorgaanbieder ook contact zoeken met de crisisdienst van het Bureau Jeugdzorg en/of de politie. In levensbedreigende situaties altijd onmiddellijk de politie inschakelen middels 112. Telefoonnummers zijn te vinden op pagina 13.
Stap 3: Gesprek met de cliënt
De derde stap is het bespreken van de signalen met de cliënt. In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door het gesprek aan te gaan met de cliënt, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden.
Ook hier geldt: heeft de zorgverlener ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de cliënt, dan kan een deskundige collega en/of Veilig Thuis worden geraadpleegd.
De zorgverlener bereidt het gesprek voor en stelt zich hierbij de volgende vragen:
• Wat is een goede veilige plek/ tijd om af te spreken?
• Wat zijn de risico’s? (voor jezelf en cliënt(en))
• Waar ga je zitten in de kamer waar je afgesproken hebt?
• Hoe reageer je als men boos wordt?
• Welke afspraken heb je met je leidinggevende gemaakt (indien aanwezig)?
In het gesprek met de cliënt gaat het er om dat de zorgverlener:
• het doel van het gesprek uitlegt;
• de signalen, dit wil zeggen de feiten die hij heeft vastgesteld en de waarnemingen die hij heeft gedaan, bespreekt;
• de cliënt uitnodigt om daarop te reageren;
• na deze reactie tot een interpretatie komt van wat hij heeft gezien en gehoord en wat hem in reactie daarop is verteld.
Vanzelfsprekend legt de zorgverlener het gesprek vast.
Nodig de cliënt expliciet uit tot het geven van zijn/haar mening. Herkent de cliënt de situatie? Andere aandachtspunten voor het gesprek met de cliënt:
• kom snel ter zake
• deel waarnemingen (feiten!) en zorgen (oprechte interesse)
• benoem wat je ziet en vraag door
• doorvragen op beleving (Hoe is dit voor jou? Hoe wil je dat het over twee jaar is?)
• heb een open/ respectvolle/ begripvolle houding
• kies geen partij/ vel geen oordeel
• rekening houden met gevoel/ gedrag
• onschuldigen (kinderen)
• pas op met beloftes (doe niets achter de rug om)
• blijf werken aan een vertrouwensrelatie
• rond zorgvuldig af (welke veiligheidsafspraken maak je?)
Indien de cliënt de zorgen herkent kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Daarnaast kunnen handelingsadviezen worden uitgewisseld. Het doen van een melding bij Veilig Thuis zonder dat de signalen zijn besproken met de betrokkene, is mogelijk onder bepaalde omstandigheden.
Bij het vragen van advies aan Veilig Thuis geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.
Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling
De vierde stap vraagt van de zorgverlener dat hij het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling inschat, evenals de aard en de ernst van dit geweld. Dit doet de zorgverlener op basis van de signalen, het ingewonnen advies en het gesprek met de cliënt.
Afwegen doe je op basis van een risicotaxatie:
1. Acute dreiging
Veiligheid: Is er een acute dreiging waarbij de veiligheid van het slachtoffer niet gegarandeerd kan worden?
2. Veiligheid in het geding?
Hoe gewelddadig is het? Moet het geweld direct stoppen?
3. Ernst van de gevolgen?
Duur van de situatie. Hoe lang speelt dit al? ernst van de gevolgen.
4. Isolement.
Kan de situatie m.b.v. direct betrokkenen worden doorbroken?
5. Inschatting verdere hulpverlening
Inschatting start verdere hulpverlening. Welke hulpverlening kan relatief eenvoudig worden ingezet, zijn er indicaties dat de betrokkene(n) er voor open staan?
Ook hier geldt: vraag waar nodig advies bij Veilig Thuis.
Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden
Na de weging van stap 4 komt de zorgverlener, zo nodig ondersteund door deskundigen, tot een besluit: zelf hulp bieden of organiseren of een melding doen.
5a) Zelf hulp bieden of organiseren en effecten volgen De zorgverlener beoordeelt of hij zelf, gelet op zijn competenties, zijn verantwoordelijkheden en zijn professionele grenzen, in voldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren.
Zo niet, dient de zorgverlener de noodzakelijke hulp te organiseren door betrokkene(n) door te verwijzen naar passende hulp. De zorgverlener dient te monitoren of de cliënt de hulp krijgt.
Als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint, dan informeert de zorgverlener zijn leidinggevende hierover. Deze zal in overleg met de zorgverlener alsnog de melding doen bij Veilig Thuis.
5b) Melden en bespreken met de cliënt
De zorgverlener:
• meldt het vermoeden bij Veilig Thuis;
• sluit bij de melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geeft duidelijk aan indien de informatie die gemeld wordt (ook) van anderen afkomstig is;
• overlegt bij de melding met Veilig Thuis wat hij na de melding, binnen de grenzen van zijn gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kan doen om de cliënt en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen.
Bespreek de melding vooraf met de cliënt(en). Een melding kan met een kind besproken worden wanneer het 12 jaar of ouder is. De zorgverlener:
1. Legt uit waarom de zorgaanbieder van plan is een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is.
2. Vraagt de cliënt uitdrukkelijk om een reactie.
3. Overlegt, in geval van bezwaren van de cliënt, op welke wijze hij tegemoet kunt komen aan deze bezwaren en legt dit in het document vast.
4. Is dat niet mogelijk, weegt de zorgverlener de bezwaren af tegen de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Zorgverlener betrekt in hun afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen.
5. Zorgverlener doet een melding indien naar zijn oordeel de bescherming van de cliënt of zijn gezinslid de doorslag moet geven.
Van contacten met de cliënt over de melding kan de zorgverlener afzien onder bepaalde omstandigheden. Het is van belang te monitoren of de cliënt hulp krijgt. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met Veilig Thuis en eventueel opnieuw een melding te doen. Veilig Thuis adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien u onvoldoende verbetering of verslechtering ziet.
Wat gebeurt er na een melding?
Veilig Thuis gaat na een melding onderzoek doen naar de signalen. Dit wil zeggen dat de zorgverleners in gesprek gaan met de cliënt en professionals die met de cliënt te maken hebben. Op basis van de resultaten van dit onderzoek besluit men wat er moet gebeuren. Vaak zal vrijwilliger hulp in gang worden gezet, maar Veilig Thuis kan ook beslissen om een melding te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming en/of om aangifte van mishandeling te doen bij de politie.
Veilig Thuis zal na een melding contact zoeken met de cliënt om te beoordelen welke hulp noodzakelijk is, om vervolgens deze hulp voor het slachtoffer en de pleger (in het kader van Wet tijdelijk huisverbod) te organiseren en hen daarvoor zo nodig te motiveren.
Veilig Thuis houden melders op de hoogte van de uitkosten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet.
Bekendmaken van de identiteit van de melder.
Als hoofdregel geldt dat de identiteit van de melder door Veilig Thuis aan de cliënt bekend wordt gemaakt.
Een melder kan anoniem blijven als de melding:
1. een bedreiging kan vormen voor de jeugdige(n) of voor de beroepskracht of zijn zorgverleners; of
2. de vertrouwensrelatie zou kunnen verstoren tussen de beroepskracht en de cliënt of
3. zijn gezin.
Veilig Thuis kent (nog) geen specifieke regeling op dit punt. In het algemeen kan worden gezegd dat ook hier openheid over meldingen de hoofdregel is en dat, bij wijze van uitzondering, met name op grond van overwegingen in verband met de veiligheid , de identiteit van de melder voor de betrokkenen kan worden afgeschermd.
3. Belangrijke telefoonnummers en websites
Organisatie: Politie (bij noodsituaties)
Alarmnummer 112
Organisatie : Politie (voor alles wat ‘zonder zwaailicht’ kan en voor informatie en advies)
Algemeen nummer: 0900-8844
Organisatie : Veilig Thuis
Telefoonnummer: 0800-2000
Website voor meer informatie: www.vooreenveiligthuis.nl
Meer informatie via de websites:
www.meldcode.nl
www.informatiehuiselijkgeweld.nl
www.vooreenveiligthuis.nl
www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut).
In het dossier Kindermishandeling op deze site zijn signalenlijsten te vinden.
Meer specifieke informatie of gegevens van instanties zijn te verkrijgen via de aandacht functionaris.